Afdrukken van een stilstaand beeld.

Wijzigen van de afdrukinstellingen

U kunt de afdrukinstellingen wijzigen bij het weergeven van een beeld.
Raadpleeg voor informatie over de basiswerking van afdrukken de " Bedieningshandleiding Image Data Converter SR" die met de software is meegeleverd ("Bedieningshandleiding Image Data Converter SR").

  1. Geef het beeld weer dat u wilt afdrukken.

  2. Klik op [Afdrukken] vanuit het menu [Bestand].
    Het [Afdrukken]-dialoogvenster wordt weergegeven.

  3. Voer de afdrukinstellingen in waarbij u refereert aan het weergegeven afbeelding.

    image

    Printerinstellingen
    (voor Windows)
    Stel de printer en het papiertype in.
    • Printer: Selecteer de te gebruiken printer om het stilstaande beeld af te drukken. Om gedetailleerde instellingen in te voeren, klik op [Eigenschappen] om de [Eigenschappen] in het dialoogvenster weer te geven. Raadpleeg voor meer details de bedieningsinstructies van de printer die u gebruikt.
    • Papiertype: Het papiertype waarop de de printer nu afdrukt, wordt weergegeven. Om een ander papiertype te gebruiken, klik op [Eigenschappen] om de [Eigenschappen] in het dialoogvenster weer te geven.
    • Papierformaat: Het papierformaat waarop de de printer nu afdrukt, wordt weergegeven. Om een ander papierformaat te gebruiken, klik op [Eigenschappen] om de [Eigenschappen] in het dialoogvenster weer te geven.
    • Afdrukstand: Vink [Portret] of [Landschap] aan, afhankelijk van de afdrukstand van het beeld.
    • Aantal exemplaren: Geef het aantal af te drukken exemplaren op.
    Printerinstellingen
    (voor Macintosh)
    Stel de printer en het papiertype in.
    • Papierformaat: Het papierformaat waarop de de printer nu afdrukt, wordt weergegeven.
    • Afdrukstand: Vink [Portret] of [Landschap] aan, afhankelijk van de afdrukstand van het beeld.
    • Pagina-instelling: Klik op deze toets om het dialoogvenster weer te geven waarin u het papierformaat of andere afdrukinstellingen kunt specificeren.
    Beeldschaal Selecteer elk van de volgende instellingen, waarbij u refereert aan het weergegeven beeld:
    • Druk gehele beeld af (Bepaalde delen van het afdrukgebied worden mogelijk niet opgevuld.)
    • Zoom het beeld in tot het afdrukgebied opgevuld is (Delen van het beeld worden mogelijk afgesneden.)
    Kleurbeheer Selecteer deze optie wanneer u de kleurbeheervoorzieningen van de printer wilt gebruiken. Wanneer u deze functie aanvinkt, kunt u een gewenst ICC-profiel selecteren vanuit het voorkeuzelijstvenster.
    Zelfs wanneer u deze optie selecteert, kan kleurbeheer niet worden gebruikt wanneer de printer zelf is ingesteld om kleurbeheer niet te gebruiken.
  4. Klik op [Afdrukken] als de instellingen voltooid zijn.
    Voor Windows: Het afdrukken begint.
    Voor Macintosh: Het standaard [Afdrukken]-dialoogvenster wordt weergegeven. Het afdrukken begint nadat u in het dialoogvenster op [Afdrukken] heeft geklikt.
A0035-01-NL